Sossen en schulden

Image by Myriams-Fotos from Pixabay

Wie een kort en gemakkelijk overzich wil hebben om de stijging van de Belgische schuldgraad door de jaren heen te zien, die surft gewoon even naar: http://www.andredecoster.be/uncategorized/belgische-overheidsschuld-als-bbp-1840-2020/. De grafiek die je daar ziet begint in 1840 en loopt tot 2020. Graag geef ik volgend citaat van Andre Decoster mee:

We tonen hier de overheidsschuld in % van het bbp vanaf 1840. En, net als voor bvb. het UK, maar ook in veel andere landen, springen drie ‘bergen’ in het oog. Dat zijn, niet toevallig natuurlijk, de twee wereldoorlogen, met pieken in de overheidsschuld van 140% na W.O.I en 120% na W.O.II. Telkens viel de schuld daarna terug naar ongeveer 60% (weze het via verschillende strategieën en in heel verschillende economische omstandigheden). De derde ‘berg’, met een piek van meer dan 135% doet zich voor in 1993 en is het eindpunt van een klim, ingezet in 1974 toen de schuld 55% van het bbp bedroeg. In 2008 werd de gestage daling naar ongeveer 87% bruusk onderbroken door de financiële crisis, waarbij de overheidsschuld 6 procentpunt toenam door de redding van de banken, en daarna nog eens 6% door de recessie die erop volgde. En dus waren we weer bij 100.

André Decoster (°1958) is Professor of Public Finance at the Faculty of Business and Economics of the KU Leuven (Belgium).

Om een overzicht te geven van de verschillende crises sinds 1970 en hun impact op de schuldgraad in België, moeten we kijken naar economische en financiële crises die wereldwijd effect hadden en hoe deze specifiek de Belgische economie en staatschuld hebben beïnvloed. Belangrijke momenten om te overwegen zijn de oliecrises van de jaren ’70, de vroege jaren ’80 recessie, de dotcom bubble rond de millenniumwisseling, de financiële crisis van 2008, en de Europese schuldencrisis die kort daarna volgde. 

1. Oliecrises van de jaren ’70: De eerste oliecrisis in 1973 en de tweede oliecrisis in 1979 hadden een aanzienlijke invloed op de wereldeconomie, inclusief België. Deze crises leidden tot hogere inflatie en stagnatie, een combinatie die bekend staat als stagflatie, waardoor de overheidsschulden toenamen als gevolg van lagere belastinginkomsten en hogere uitgaven.

2. Vroege jaren ’80 recessie: De strakke monetaire beleidsmaatregelen die in veel landen werden ingevoerd om de inflatie te bestrijden, leidden tot een wereldwijde recessie begin jaren ’80. Ook België werd getroffen, met een toename van de werkloosheid en een verdere opbouw van de overheidsschuld.

3. Dotcom bubble (eind jaren ’90 – begin 2000): De ineenstorting van de dotcom bubble had voornamelijk invloed op de aandelenmarkten, maar de daaropvolgende economische vertraging had ook gevolgen voor de overheidsfinanciën, hoewel België hier minder direct door werd getroffen.

4. Financiële crisis van 2008: Deze crisis had een diepgaand effect op de wereldeconomie, met bankfaillissementen, een economische recessie, en significante overheidsinterventies in veel landen, waaronder België. De redding van banken en stimuleringsmaatregelen leidden tot een scherpe toename van de overheidschuld.

5. Europese schuldencrisis (begin jaren 2010): Hoewel deze crisis voornamelijk Zuid-Europese landen trof, had het ook gevolgen voor België, vooral in termen van hogere financieringskosten en een toegenomen focus op schuldvermindering en begrotingsdiscipline binnen de EU.

De economische crises sinds de jaren ’70 hebben een significante impact gehad op de schuldgraad in België, met name door de oliecrises van de jaren ’70, de financiële crisis van 2008, en de Europese schuldencrisis die daarop volgde. Elk van deze crises heeft bijgedragen aan het verhogen van de overheidsschuld door verschillende mechanismen.

Tijdens de gouden jaren ’60 ervoer België een sterke economische groei, maar de oliecrises van de jaren ’70 veroorzaakten economische stagnatie en onevenwichtigheden, zoals hoge werkloosheid en problemen met de overheidsfinanciën. De eerste oliecrisis in 1973, gevolgd door een tweede in 1979, legde zwakheden bloot in de Belgische economie, waaronder een zware afhankelijkheid van energie-intensieve industrieën. De aanpak van deze crises, inclusief pogingen om de werkloosheid te verminderen en de concurrentiepositie van ondernemingen te verbeteren, leidde tot een significante toename van de overheidsschuld [[❞]](https://www.kbc.com/nl/economics/publicaties/economische-politiek-in-belgie-1960-2021.html) [[❞]](https://www.denktankminerva.be/analyse/2020/8/4/de-oorsprong-van-de-hoge-belgische-schuld-malgoverno-of-malchance).

In de jaren ’80 werden maatregelen genomen om de concurrentiekracht te herstellen en de overheidsfinanciën te saneren, waaronder een devaluatie van de Belgische frank en lastenverlagingen. Deze maatregelen hadden tot doel de opgebouwde onevenwichtigheden aan te pakken, maar de schuldgraad bleef een uitdaging [[❞]](https://www.kbc.com/nl/economics/publicaties/economische-politiek-in-belgie-1960-2021.html).

De financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende Europese schuldencrisis hadden ook een diepgaande impact op België. De crisis leidde tot een wereldwijde economische vertraging, waardoor de overheidsschuld verder toenam als gevolg van lagere belastinginkomsten en hogere uitgaven voor stimuleringsmaatregelen en reddingspakketten voor de banken. Een analyse van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen benadrukte de sociaaleconomische en maatschappelijke impact van de crisis op België en Vlaanderen, en de herstelplannen die werden gelanceerd op verschillende beleidsniveaus om de crisis aan te pakken [[❞]](https://www.vlaanderen.be/publicaties/impact-van-de-financiele-en-economische-crisis-op-vlaanderen-en-belgie-analyse-huidige-situatie-impact-van-de-crisis-analyse-van-de-herstelplannen).

De Belgische overheidsschuld als percentage van het BBP heeft sinds 2000 fluctuaties ondergaan, maar vertoont een algemene stijging, vooral als gevolg van de financiële crisis van 2008 en de COVID-19-pandemie. In 2000 bedroeg de schuld 109,6% van het BBP, daalde vervolgens naar 95,1% in 2005, maar steeg weer naar 112,0% in 2020. Er is een projectie die aangeeft dat de schuldgraad naar 109,5% in 2025 zou afnemen en vervolgens weer zou stijgen naar 119,0% in 2030 [[❞]](https://www.indicators.be/nl/i/G17_DBT/Overheidsschuld).

Van 1995 tot 2021 is de schuldgraad van België aanzienlijk gevarieerd. In 1995 stond de schuld op 131,3% van het BBP, waarna het daalde naar 87,3% in 2007. Echter, sinds de financiële crisis van 2008 is de schuldgraad weer gestegen, met een piek van 112,0% in 2020, waarna het licht afnam naar 109,2% in 2021 [[❞]](https://www.indicators.be/nl/i/G17_DBT/Overheidsschuld).

De Belgische overheid heeft ook te maken gehad met significante budgettaire uitdagingen als gevolg van de COVID-19-pandemie, met een financieringssaldo dat in 2020 -9,0% van het BBP bereikte en verbeterde naar -5,6% in 2021, nog steeds boven de drempel van 3% die als buitensporig tekort wordt beschouwd [[❞]](https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/boordtabel-van-het/resultaten-van-het/overheidsfinancien).

De evolutie van de Belgische schuldgraad en de budgettaire positie weerspiegelt de impact van economische cycli, financiële crises, en onvoorziene gebeurtenissen zoals de pandemie op de overheidsfinanciën. De projecties suggereren dat, hoewel er verbeteringen zijn in de nabije toekomst, de lange termijn uitdagingen blijven bestaan met een verwachte stijging van de schuldgraad.

De oliecrises van de jaren ’70 waren belangrijke economische gebeurtenissen die een wereldwijde impact hadden, inclusief op België. De eerste oliecrisis begon in 1973, toen de leden van de Organisatie van Arabische Olie-Exporterende Landen (OAPEC) een olie-embargo aankondigden tegen landen die Israël steunden tijdens de Jom Kipoeroorlog, wat resulteerde in een scherpe stijging van de olieprijzen en een tekort aan olie op de wereldmarkt. De tweede oliecrisis vond plaats in 1979, veroorzaakt door de Iraanse Revolutie, wat opnieuw leidde tot een sterke stijging van de olieprijzen.

De impact van deze crises op de Belgische economie was significant. Ze leidden tot hogere inflatie en verminderde economische groei door de stijgende energiekosten en de verstoringen in de energievoorziening. Dit had gevolgen voor zowel huishoudens als bedrijven, met een verminderde koopkracht en hogere productiekosten tot gevolg.

De stijgende inflatie en de economische stagnatie legden druk op de overheidsfinanciën van België. De regering moest meer uitgeven aan sociale zekerheid en werkloosheidsuitkeringen vanwege de hogere werkloosheid, terwijl de belastinginkomsten afnamen door de lagere economische activiteit. Dit resulteerde in grotere begrotingstekorten en een toename van de overheidsschuld.

De Belgische socialistische eerste ministers en hun ambtsperioden zijn:

– Paul-Henri Spaak: Verschillende termijnen, de eerste keer vanaf 1938.

– Achiel Van Acker: Meerdere termijnen, beginnend in 1945.

– Elio Di Rupo: 2011-2014.

Deze leiders hebben op verschillende momenten in de 20e en begin 21e eeuw een cruciale rol gespeeld in de Belgische politiek. Voor meer gedetailleerde informatie en een volledige lijst, bezoek de bron op Wikipedia [[❞]](https://en.wikipedia.org/wiki/List_of_prime_ministers_of_Belgium).

Het is dus duidelijk dat de bewering dat sossen verantwoordelijk zijn voor de schuldenberg een broodje aap is. Economische crisissen, gesteund op een eerder rechts dan links beleid, hebben wereldwijd een negatieve impact gehad op ieders toekomst.

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag